Literatuur
- Dolfin, Marceline J. & E.M. Kylstra & Jean Penders, Utrecht, De huizen binnen de Singels. Deel A: Beschrijving. Deel in de serie 'De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst'hierin: 'De provincie Utrecht', De gemeente Utrecht', deel IIIA. 's-Gravenhage (SDU), 1989. [524 blz. ISBN 90.12.05874.0 / 90.12.05876.7(set)]. Hierin: blz. 148
- Dolfin, Marceline J. & E.M. Kylstra & Jean Penders, Utrecht, De huizen binnen de Singels. Deel B: Overzicht. Deel in de serie 'De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst' hierin: 'De provincie Utrecht', De gemeente Utrecht', deel IIIB. 's-Gravenhage (SDU), 1989. [216 blz. ISBN 90.12.05875.9 / 90.12.05876.7(set)]. Hierin "Nieuwegracht 34": blz. 96
- Kipp, A.F.E., "Nieuwe Gracht 34". In: Archeologische en Bouwhistorische Kroniek van de Gemeente Utrecht, 1990, blz. 100
- Kotte, Wouter, Bovenlicht - het oude met nieuwe ogen bekeken. Catalogus tentoonstelling Hedendaagse Kunst, Achter de Dom 14, Utrecht, 18-12-1979 tm 27-01-1980. Utrecht (Hedendaagse Kunst), [1979]. [28 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 22
- "Wonen en werken in een monument 'Elk moment realiseer ik me dat hier honderden jaren mensen gewoond hebben". In: Steeds. Stedelijke Ontwikkeling in Utrecht, ROVU, 03-1991, blz. 12-14 (interview met bewoner Cor Denneman. "Vier panden zijn het eigenlijk, waarbij de achtergevel van de 15e eeuwse voorbouw de voorgevel is van het tweede 14e eeuwse pand. Een lange gang verbindt dit 'voorhuis' met een achterhuis, dat bestaat uit een 14e eeuwse woontoren met een aanbouw uit de 15e eeuw. De oudst bekende eigenaar van het huis is graaf Jan III van Montfoort die het pand in 1489 cadeau kreeg van de Utrechtse bevolking omdat zijn familie het voor de burgerij had opgenomen in de Hoekse en Kabeljauwse twisten. [...] De vorige eigenaar had voor een half miljoen het voorste deel van het pand gerestaureerd. Maar de drie delen daarachter waren ruïnes")
- Hulzen, A. van, Utrecht op oude foto's, deel 3. Van Plompetoren naar Servaas. Den Haag, 1979cop. [283 blz. ISBN 90.233.0402.0]. Hierin: blz. 140-141 ("De kleine vleeshal")